26 okt 2015

Slapen op een strozak

Afgelopen weekend sliep ik twee nachten in een huisje op camping Rotterdam aan zee in Hoek van Holland. Daarom hieronder het artikel dat ik twee jaar geleden schreef voor de blog van Geschiedenislab.

Tijdens onze vakantie deze zomer in Portugal kwamen we terecht op de camping van São Jacinto, op het schiereiland dat voor de kust van Aveiro ligt. Het meest opvallend van deze eenvoudige camping waren zes pastelkleurige huisjes die meteen associaties opriepen met de jaren vijftig en zestig. De beheerder van de camping vertelde ons dat de camping zestig jaar oud is en de huisjes vijftig jaar.

Camping van São Jacinto
Oudste camping
Omdat mijn grootouders niet kampeerden en mijn ouders pas na de oorlog oud genoeg waren om er zelfstandig op uit te trekken, heb ik altijd gedacht dat recreatief kamperen pas ontstond aan het eind van de jaren veertig, maar het blijkt dat deze vorm van vakantie vieren al een eeuw oud is. In Bakkum gaf de Duitse prinses Von Wied in 1914 toestemming aan een aantal mensen om hun tent op te slaan op haar landgoed. In 1920 verleenden de Provinciale Staten van Noord-Holland, die het domein inmiddels beheerden, een vergunning aan elf dames en negen heren om enige tijd op het landgoed te kamperen. Camping Bakkum claimt de oudste camping van ons land te zijn.


Rotterdam aan zee
Een heel mooi inkijkje in de vroege jaren van het kamperen geeft het onlangs uitgekomen boek ‘De houten kampeerstad van Rotterdam aan zee’, waarin Mario Bruijns de geschiedenis van de camping van Hoek van Holland beschrijft. Deze begint in april 1921 als de gemeente Rotterdam de exploitatie van het strand van Hoek van Holland op zich neemt. Mensen mogen een tentje opzetten in het duingebied bij het Stille strand, mits ze een vergunning aanvragen bij de politie. De kampeerders krijgen een plaatsje toegewezen door een agent. Een deel van het terrein - van een camping wordt nog niet gesproken - ligt op het weiland van boer Tukker, zodat er regelmatig een grazende koe ronddwaalt tussen de tenten. Het terrein wordt daarom afgezet met prikkeldraad. Twee keer per week komt een agent langs met water dat de kampeerders tegen betaling af kunnen nemen.
In 1924 gaat het goed met de economie en groeit het aantal Rotterdammers dat een tent opzet in Hoek van Holland. Het terrein wordt steeds meer een echt kampeerterrein met waterkranen, toiletten èn een politiepost. In augustus 1925 staan er al 350 tenten. De meeste kampeerders naaien hun tenten zelf van watervast linnen. Ze slapen op strozakken of op los stro met een deken erover.
Al snel verschijnen de eerste houten huisjes en tegenwoordig is de camping inderdaad een houten stad aan zee.


‘De houten kampeerstad van Rotterdam aan zee’ staat vol prachtige kampeerfoto’s, is een uitgave van uitgeverij Ad. Donker en kost € 19,50

21 okt 2015

Duurzaam bos in Brazilië

Onze vensterbanken in de jaren zeventig, daar moest ik steeds aan denken tijdens wandelingen door de Braziliaanse jungle. De huiskamerplanten die toen bij ons in de mode waren, groeien en bloeien hier uitbundig in het wild. De ficus, de yucca, de parapluplant, je zou er bijna nostalgisch van worden. Mijn oma had een grote bromelia in een koperen sierpot voor het raam staan. In Brazilië groeien de bromelia’s op bomen.

Bromelia op boom
Mata Atlântica
Voor de Europeanen bezit namen van het land was Brazilië één en al regenwoud. Van dit Atlantische oerbos is nu nog slechts zeven procent over. En dat is ernstig, want veel plantensoorten komen alleen in de Mata Atlântica voor. Gelukkig groeit in Brazilië het besef dat er iets aan de ongebreidelde kap moet gebeuren en zijn her en der projecten opgezet om het regenwoud te beschermen en te herbeplanten.
Ook in Praia do Forte (Bahia), dat zich erop voorstaat een broedplaats voor ecotoerisme te zijn, wordt het een en ander ondernomen om de Mata Atlântica te behouden. Initiator van deze projecten was Wilhelm Hermann Klaus Peters, een ondernemer van Duitse afkomst die zich hier in de jaren zeventig vestigde.

Bananenplanten
Kwekerij
Ten zuidwesten van Praia do Forte ligt de Reserva Ecológica da Sapiranga, een terrein van zeshonderd hectare waar het regenwoud wordt beschermd. Er is zelfs een bescheiden project opgezet, het Projeto Floresta Sustentável, waar oorspronkelijke planten worden gekweekt die gratis door omwonenden kunnen worden afgehaald, zoals cacaoplanten, cassave, tamarinde en koffieplanten. Op die manier tracht men de biodiversiteit in stand te houden en te vergroten. Dat is nodig, want de lokale bevolking heeft het liefst alleen bananenbomen en mangobomen in de tuin.
De ecotoerist kan de kwekerij bezoeken en via verschillende trails kennismaken met de flora en fauna van de Reserva. Maar ook een heel andere soort toerist komt hier aan zijn trekken. Knetterende quads verstoren regelmatig de rust in de jungle. Er zitten nog wel meer smetjes op de gepropageerde duurzaamheid. In de Reserva ligt een klein dorpje, Tapera. De vuilnisauto’s van Praia do Forte komen niet naar Tapera, zodat de bewoners hun vuilnis zelf maar verbranden.

Viveiro de mudas (kwekerij)
Parque Klaus Peters
In 2013 werd Wilhelm Hermann Klaus Peters, de grondlegger van het ecotoerisme in Praia do Forte, geëerd met een eigen park. In het Parque Klaus Peters wordt de oorspronkelijke kustbegroeiing beschermd. Je bereikt het park via een houten brug over de lagune. Het is hier een duingebied, de bomen en struiken zijn lager en ruiger dan in de Reserva da Sapiranga.
Door het park loopt een breed pad dat drie en een halve kilometer lang is en geplaveid met grijze stenen.
Als buitenlandse ecotoerist kom je hier aan je trekken. Langs het pad staan verschillende borden die informatie geven - ook Engelstalig - over de planten, de vogels, de vlinders en andere dieren die hier leven. En, je hoeft je niet te ergeren aan uitlaatgassen en ronkende motoren, hier mag alleen worden gewandeld en gefietst.
Bij de ingang van het park staat een bord met informatie over Wilhelm Hermann Klaus Peters, de man die zijn droom waarmaakte en het vissersplaatsje Praia do Forte omtoverde tot een duurzaam tropisch paradijs. “Usufruir sem destruir”, staat er als motto bij. Genieten zonder vernietigen. Zo is dat, want de wilde planten in de jungle zijn veel mooier dan de gedomesticeerde op onze vensterbanken.

De lagune

16 okt 2015

Excelsior, vakantiehuis voor arbeiders

In mijn jeugd woonde ik op Ameland. Een aantal gebouwen leek onlosmakelijk verbonden met het eiland: de vuurtoren, de losstaande kerktoren in Nes en vakantiehuis Excelsior. Excelsior lag in de duinen ten zuiden van camping Duinoord. Het was een laag en langgerekt houten gebouw met kleine raampjes en een rieten dak dat harmonieerde met de omringende duinen. Excelsior hoorde niet alleen bij ons eilander leven in de jaren zeventig en tachtig, al veel eerder hoorde het bij het leven van mijn socialistische grootouders die woonden in de buurt van Leeuwarden.

Niet om het gewin, maar voor het gezin
De geschiedenis van Excelsior dateert van 1898. Dan begint een groep SDAP-ers uit Leeuwarden onder de naam Coöperatieve Productie en Verbruikersvereniging Excelsior een bakkerij aan het Vliet. De bakkerij levert brood aan aangesloten winkels in de stad. Het wordt een succes. De klanten kunnen bonnetjes sparen waarmee ze recht op dividend hebben. ‘Niet om het gewin, maar voor het gezin’ is de slagzin van de coöperatie. Excelsior is Latijn voor ‘steeds hoger’.
Al snel breidt Excelsior haar assortiment uit met onder meer groenten, fruit, zuivel, brandstof, kleding en schoenen. Op het hoogtepunt van haar bestaan bevoorraadt de coöperatie zeventig winkels. De coöperatie belandt in de jaren zestig in een neergaande lijn, de besluitvorming is te traag en de winkels kunnen niet concurreren met de supermarkten.
In 1973 stopt de coöperatie en worden de winkels verkocht aan supermarktketen Edah.

Vakantiehuis 
De coöperatie laat in 1926 een eigen vakantiehuis bouwen op Ameland, Excelsior. Hier kunnen de kinderen van leden van de coöperatie hun vakantie doorbrengen. Het is zo’n succes dat het drie jaar later uitgebreid kan worden met een hotel/pensiongedeelte dat is bestemd voor arbeidersgezinnen en vrouwengroepen. De ouders van mijn moeder waren lid van de SDAP. In hun fotoalbum vind ik kiekjes van uitstapjes naar Ameland en dit groepsportret. Het is onmiskenbaar een vrouwengroep, maar het opschrift van het bord dat een paar vrouwen op de eerste rij vasthouden, kan ik niet lezen.
De coöperatie gaat in 1978 failliet en vakantiehuis Excelsior wordt verkocht. In 1992 wordt het afgebroken.


Waar is Excelsior gebleven?
Met Pasen ben ik een paar dagen op Ameland. Ons huisje staat niet ver van de plek waar ooit Excelsior stond en ik neem een kijkje. Herinnert er hier nog iets aan dit stukje socialistische geschiedenis? Vanaf camping Duinoord wandel ik in zuidelijke richting en stuit op appartementencomplex Ostrea, een blokkendoos die net zo goed aan de Costa del Sol had kunnen staan. Het enige wat over is van het socialistische vakantiehuis is het weggetje van rode klinkers dat het vakantiehuis ooit verbond met de Strandweg: de Excelsiorstraat.

De Excelsiorstraat
Vakantiehuis
Als ik mijn zus vertel hoe jammer ik het vind dat alles is verdwenen, zegt ze: “Het woonhuis van Excelsior bestaat nog, het staat in de polder.” Op tweede paasdag rijden we ter hoogte van de Ballumerbocht de polder in. En daar staat inderdaad een huis dat sprekend lijkt op het oude Excelsior. Later vind ik op internet dat het huis in 1993 is gekocht door de Ballumer Piet Nobel. Hij heeft het destijds over het strand laten vervoeren van Nes naar de parkeerplaats bij de strandovergang van Ballum, waar het een tijdje heeft gestaan in afwachting van de juiste vergunningen. Het is nu een vakantiehuis voor acht personen, een houten huis met witte kozijnen. Het dak is niet bedekt met riet, maar met gewone dakpannen.


Deze blog verscheen eerder op de blog van Geschiedenislab.

13 okt 2015

Marianne in Rio

Onderweg naar de veerboot die ons naar Niterói zal brengen, stuiten we op een imposant gebouw. Rio de Janeiro grossiert niet in oude gebouwen, dus besluiten we dat de ferry wel even kan wachten, bestijgen de trappen en geven ons op voor een gratis rondleiding in het Engels.

Palácio Tiradentes
Sterrenhemel
Het gebouw is het Palácio Tiradentes. In de jaren twintig werd er veel gebouwd in Rio en lieten architecten zich graag inspireren door Parijs. Zo is het Theatro Municipal een kopie van de Parijse Opéra. Het Palácio Tiradentes kwam gereed in 1926 en zou niet misstaan in Parijs.
Tot 1960 was dit het parlementsgebouw van Brazilië, toen moest Rio als hoofdstad van het land plaatsmaken voor Brasilia. Vanaf het balkon waar het publiek mocht zitten, bekijken we de zaal waar het parlement vergaderde. Boven de zaal is een reusachtige blauwe glazen koepel die de sterrenhemel weergeeft van de nacht van 15 november 1889, de dag waarop Brazilië een republiek werd met een eigen regering.

De sterrenhemel op 15 november 1889
Lauwerkrans
In een andere zaal wijst de gids, een jonge student, ons op de schilderingen op het plafond. Recht boven ons zien we een vrouw. Hij laat ons even gissen wie het zou kunnen zijn en vertelt dan dat het Marianne is. Het zinnebeeld van de Franse Revolutie, de personificatie van de Vrijheid, was voor de jonge republiek een bron van inspiratie. En nog steeds is Marianne nauw verbonden met Brazilië, want de gids vertelt ons dat ze is afgebeeld op de Braziliaanse munt, de real. Ik open meteen mijn portemonnee en ja, daar is ze, inclusief lauwerkrans.

Marianne op de real
Tandentrekker
Palácio Tiradentes is genoemd naar Joaquim José da Silva Xavier (1746-1792), een van de leiders van een revolutionaire beweging die streefde naar onafhankelijkheid van Portugal. Voor de Brazilianen is hij een nationale held. Zijn bijnaam was Tiradentes, dat tandentrekker betekent. Het Palácio is gebouwd op de grond waar vroeger de oude gevangenis stond waar Tiradentes gevangen werd gehouden.
Het gebouw huisvest nu de wetgevende macht van de staat van Rio de Janeiro.

7 okt 2015

Castelo de Garcia D’Ávila – cultureel erfgoed in Brazilië

Naast de ruïne staat een zeshoekige kapel waarvan de witte muren schreeuwen om een likje verf. De akoestiek binnen is indrukwekkend, maar het is de vraag of er wel eens een zanger of muziekensemble gebruik van maakt. Binnen zijn de muren okerkleurig met oranjebruine randen. Het gewelf boven het altaar is beschilderd als een jacobsschelp.

De kapel
Casa da Torre
Ruïne en kapel staan op een heuvel aan de overig vlakke kust ten zuiden van het toeristische plaatsje Praia do Forte, in de Braziliaanse deelstaat Bahia. Het is een strategische plek, ooit gekozen door de Portugees Garcia D’Ávila, die zijn bezit wilde verdedigen tegen invallen van Hollanders en Spanjaarden.  Garcia D’Ávila was de rechterhand van de Tome de Souza, de eerste gouverneur van Brazilië. Hij mag met recht een grootgrondbezitter worden genoemd, het stuk land waarvan hij de eigenaar was besloeg maar liefst 800.000 km2, zo’n tien procent van Brazilië. In 1551 liet hij op de heuvel een toren bouwen, het eerste Portugese militaire gebouw in Brazilië. Vanaf de toren kon, met vuursignalen, worden gecommuniceerd met schepen.
Van de toren is niets meer over, maar het huis wordt, naast Castelo de Garcia D’Ávila, ook wel Casa da Torre genoemd. Naast de toren werd een gefortificeerd huis gebouwd. Waarschijnlijk is de naam Praia do Forte te herleiden tot dit fort. Het fort was het vertrekpunt van veel expedities naar de binnenlanden van het noordoosten van Brazilië.

Tekening van de toren
Opgravingen
Tussen 1999 en 2010 heeft de Fundação Garcia D’Ávila ervoor gezorgd dat de ruïne en de kapel werden gerestaureerd en toegankelijk gemaakt voor bezoekers. Het terrein is nu vele malen kleiner dan in de zestiende eeuw: tien hectare.
Via een metalen trap klimmen we, mijn Braziliaanse metgezel Marcio en ik, naar de eerste verdieping en bewonderen het uitzicht: hoge kokospalmen en de Atlantische Oceaan.
In het grasveld voor de ruïne lopen we langs opgravingen die resten van stenen muren laten zien. Hoorde dit bij het castelo? Was hier een woonhuis? Vragen die onbeantwoord blijven, want in de expositieruimte zijn enkel verbleekte foto’s van de opgravingen te zien en een paar artists impressions waarop we Portugese soldaten ontwaren.

Palmen en de oceaan
Archeologische vindplaats
Bij de entree van het terrein van Castelo de Garcia D’Ávila staat een portiershok met een portier die toegangskaartjes verkoopt en even verderop staat een mooi bezoekerscentrum. Maar bij de bar kun je niets kopen, in het gedeelte dat bestemd is om producten te verkopen die gemaakt zijn door de lokale bevolking, zien we alleen houten zeilbootjes in de vitrine en de archeologische vondsten in de expositieruimte staan te verstoffen.
Marcio weet dat er een informatieve video bestaat. We gaan zitten in de audiovisuele ruimte en op ons verzoek haalt een van de suppoosten de film. Na enig gepruts krijgt hij de apparatuur aan de praat. Het commentaar bij de film is in het Portugees en wordt niet vertaald. Het enige wat ik versta is, dat dit een van de grootste archeologische vindplaatsen is van Brazilië.

Bootjes in vitrine
Erfgoed toegankelijk maken
Het Castelo de Garcia D’Ávila is een mooi voorbeeld van waarom er structurele ondersteuning nodig is om erfgoed toegankelijk te maken. Niet alleen voor toeristen uit eigen land, maar ook voor buitenlandse toeristen. Ik weet dat Brazilië urgentere problemen heeft om op te lossen, maar toch lijkt het me mooi als hier een tentoonstelling is die me – in het Engels – het verhaal vertelt van Garcia D’Ávila, van de torre en het castelo, van de Hollanders die de kust van Bahia belagen en van de teloorgang van het huis. En dat er afspraken worden gemaakt met de hotels en pousadas in Praia do Forte en dat er bussen zijn die toeristen vervoeren van Praia do Forte naar hier. Per slot van rekening is dit een van van de grootste archeologische vindplaatsen van Brazilië.

Entree terrein
Ficus als amfitheater
En tot slot wil ik klassieke concerten in de kapel en theatervoorstellingen onder de meer dan een eeuw oude Ficus Guapa. Want eigenlijk is deze grillige en indrukwekkende boom het mooiste wat het terrein te bieden heeft. Met zijn enorme takken vormt de Ficus een half amfitheater waar het publiek kan zitten op een lange halfronde stenen bank. Wordt dit prachtige natuurlijke theater ooit als zodanig gebruikt? Marcio weet alleen dat het bezoekerscentrum in de avonden vooral wordt verhuurd voor bruiloften en partijen.

Ficus Guapa vormt amfitheater

Met dank aan Marcio Nogueira die de informatie uit de video voor me vertaalde.

5 okt 2015

WANDELING - Dromen en daden in Ommoord

Het thema van de maand van de geschiedenis is dit jaar ‘Tussen droom en daad’. De Historische Vereniging Prins Alexander vulde dit op 3 oktober in met een dag over stedenbouwkundige Lotte Stam-Beese, die in 1946 werd aangesteld als stadsarchitect van Rotterdam. Ik wandelde mee door de Rotterdamse nieuwbouwwijk Ommoord.

Wederopbouw
Aan het eind van de ochtend staan Lidwine Spoormans van Studio LS en Astrid Karbaat, adviseur cultureel erfgoed Stadsontwikkeling Rotterdam, klaar om met een groep belangstellenden op zoek te gaan naar de dromen en daden van Lotte Stam-Beese in Ommoord, een wijk in het Rotterdamse gebied Prins Alexander. Volgend jaar staat de wederopbouw centraal in Rotterdam. Ommoord, waar vijftig jaar geleden, in 1965, de eerste paal in de grond werd geslagen, is aangewezen als wederopbouwaandachtsgebied.
Het gebied dat ontstond op de tekentafel van Lotte Stam-Beese, vormt nu het hart van Ommoord en kenmerkt zich door hoge flats en veel groen.

Perspectieftekening Lotte Stam-Beese
Beschutting
Als eerste wandelen we naar de Kelloggplaats en blijven staan op een wandelpad tussen de voor deze wijk zo karakteristieke galerijflats. Het grasveld tussen de flats heeft net een maaibeurt gehad – de laatste van het seizoen? – en sommige bomen krijgen al herfstige tinten.
Lotte Stam-Beese, die jarenlang in de Sovjet Unie woonde en werkte, had radicale ideeën over hoe mensen zouden moeten wonen, en die ideeën paste ze toe in Ommoord. Groen vond ze belangrijk. De grasvelden tussen de flats kunnen we dan ook zien als één groot groen tapijt.
De flats zijn door Stam-Beese zo geplaatst dat ze beslotenheid en beschutting bieden, maar ook ruimte geven aan mooie zichtlijnen. Bomen en struiken verzachten de harde lijnen van de flats. Om de overgang van het grasveld en naar de flats minder abrupt te maken, staan er struiken voor de bakstenen muren waarachter de bergingen zitten.


Toegangsweg
Via de President Rooseveltweg, die ten zuiden van het hoogbouwdeel van Ommoord ligt, lopen we verder. Hoge platanen omzomen deze brede doorgangsweg die aan beide kanten fietspaden heeft. Het hoogbouwdeel van Ommoord wordt omringd door een vierkant van toegangswegen, in het oosten de Martin Luther Kingweg, in het noorden de President Wilsonweg en in het westen de John Mottweg. In de wijk zelf liggen geen doorgaande wegen, het is de metrolijn die de wijk toegankelijk maakt.

President Rooseveltweg 
Economisch brandpunt
Bij de Zernikeplaats is vorig jaar een vijver gegraven die nu alweer is overwoekerd. De meningen van ons gezelschap over dit stukje wilde groen zijn verdeeld. De een vindt dit het maar niets, de ander wijst enthousiast op de bloeiende klaver, de zuring en het boerenwormkruid.
We lopen verder naar het overdekte winkelcentrum De Binnenhof en het gelijknamige metrostation, het einde van lijn A. Hier is één van de economische brandpunten van Ommoord. Een brandpunt is een punt waar de voorzieningen (winkels) samenkomen met de infrastructuur (metro). Ook een ideaal van Stam-Beese.

De Binnenhof
De core van Ommoord
Een begrip waar visionaire stedenbouwkundigen als Stam-Beese en architecten in de jaren zestig stevig over discussieerden, was core (kern). Onder core verstonden ze hoe mensen samenleven en op elkaar betrokken zijn. Dit core-gevoel zou juist bij de economische brandpunten moeten ontstaan.
“Waar vinden jullie de core van Ommoord?” wordt aan de Ommoorders in het gezelschap gevraagd. “De Romeynshof,” zegt een mevrouw met rode jas. “Daar is een bibliotheek en daar kun je naar voorstellingen. Een cultureel centrum, dat is het hart van een wijk.” Helaas zijn het juist deze wijkvoorzieningen die de de gemeente momenteel af wil stoten. Daarvoor in de plaats komen Huizen van de Wijk, waar wijkbewoners zelf activiteiten kunnen organiseren.

De Wijktuin
Mysterieus
We lopen door het overdekte winkelcentrum. “We noemen dit rollatorcity,” fluistert de mevrouw in rode jas me toe. De populatie van Ommoord is de afgelopen jaren sterk vergrijsd. Veel mensen die hier toen gingen wonen, waren zo tevreden dat ze de wijk nooit hebben willen verlaten.
In de wijktuin van Ommoord lijken de flats ineens ver weg achter de hoge bomen. In het bruine water van de vijver kwaken de eenden luid, in de hoop gevoerd te worden.

Aan het eind van de wandeling vragen onze gidsen of we iets hebben ontdekt over Ommoord. “Ik vind Ommoord mysterieus,” is een heel verrassend antwoord. “Je weet nooit wat je om de hoek zult zien en je wordt steeds verrast.”